'Tics' door Gerrit Komrij
 

Ik geloof niet dat ik er minder tics op nahoud dan vroeger. Wel moet ik kieskeuriger zijn geworden, want het brute klepperen en het retorqueren-tot-je-bijna-stikt zijn er niet meer bij. Mijn bewegingen zijn minder geweld-dadig geworden en, hoop ik in stilte, subtieler.
Is er wel iets subtiels aan tics? Het blijft toch een kwestie van verkramping, dwang, monotone herhaling. Een korte tijd ben je een vogelverschrikker geworden, terwijl je je juist verbeeldt dat er een schutsengel in je is opgestaan. Door jezelf tot bedaren te brengen boezem je de omstanders schrik in.

Elke keer als me een stuip of tic overviel constateerde ik, voor zover de intensiteit van de stuip het toeliet, dat volwassenen uit beleefdheid probeerden te doen of er niets aan de hand was, terwijl kinderen hun mond opensperden en met verblufte blik toekeken.
Dat was in de beginperiode. AI snel begon ik mij bij het naderen van een tic - die nadering voel je, en dan is snel ingrijpen geboden - te verschuilen om een hoek. Achter een zuil, een kamerscherm, een lampenkap - wat er toevallig voorhanden was. De gelaatsuitdrukking van de kinderen had me genoegzaam geleerd hoe verschrikkelijk de aanblik is van iemand die zich niet in bedwang heeft.
Zodra ik de hoek om was begon ik naar hartelust te hikken, te springen, te kronkelen, te grommen of te hikspringkronkelen tot ik was uitgeraasd. Men is pas uitgeraasd na de laatste der laatste naweeën en naschokken, waarna nog een oprisping die traag wegebt. Verfrist trad ik van achter de staande schemerlamp te voorschijn. Ze hadden niets aan me gemerkt! Nu ja, de volwassenen veinsden nog steeds dat de wereld gewoon doordraaide. Maar de kinderen had ik gespaard.

Dat er een stuip aankomt voel je dan wel, maar je weet nooit wanneer. Tics zijn onvoorspelbaar in hun frequentie.
Ook kan een tic waarvan je nooit dacht af te geraken ineens zijn kracht hebben verloren. Je herinnert je niet eens meer aan welke abrupte beweging of welk repetitief gebaar je ook weer verslaafd was. Dwangmatig keelgeluid kan onaangekondigd worden vervangen door een imitatie van hoefgetrappel. Je hebt er geen zeggenschap over en je weet nooit wat je staat te wachten. Je hoort plotseling gehinnik en je kijkt er zelf van op. Heb ik dat in me?

Ik heb de wildste variëteiten gekend. Sommige tics maakten zich maar enkele malen meester van me, andere bleven decennia hangen. Botknakkingen, spiercontorsies, tongcascades, het waren de eenvoudige broertjes. Gehik in driekwartsmaat dat moest uitmonden in een hoestbui.
De combinatie van beweging en klank viel achter de zuil of lamp het moei- lijkst te overwinnen. De siegheilgroet met jankgeluid, de seinveiligstuip met indianenroep, de expressionismepirouette met strottoeknijping. Regelrecht hinderlijk was de tic met blijvend zichtbare gevolgen. Zo kon ik jarenlang niet nalaten bij vlagen mijn neus langs een boek te schuren - of een boek langs mijn neus - zodat zich op het neusbotje een korst nestelde die bij elke vlaag werd opengetrokken. Als ik langs mijn boekenkast wandel, weet ik nog exact in welke boeken ik bloedvlekken kan aantreffen. Er zwerft veel bloed rond in mijn magazijn van kennis.
Ik zweer dat ik bij het aanrichten van deze slagvelden geen voorkeur koesterde voor bepaalde schrijvers.

De meest hardnekkige van mijn tics is het schudden met mijn hoofd gebleven. Gelukkig is het ook de meest vredelievende. Ik druk mijn hoofd tegen een stoelleuning en begin te schudden. Daar moet ik elke dag wel een paar uur voor uittrekken. Bij gebrek aan een stoelleuning volstaan ook hoofdkussens of muren, liefst niet met grof stucwerk. Bij gebrek aan tijd ben ik ook geholpen met een halve minuut. Meestal zing ik er een deuntje bij. Als ik er uren over kan doen, valt mijn gezang vanzelf stil en al schuddend word ik binnengeleid in een kinderlijke staat. Mijn gedachten lossen op, woorden en beelden in mijn hersenvat komen in een vrije val te- recht en de tijd wordt mottig. Er schieten gaten in en ik raak delen kwijt. Ik ben aan mijn schudden zo verslaafd dat mijn bestaan altijd is ingericht om er een gelegenheid voor te vinden. Desnoods schud ik als tussendoortje tegen een ongeverfde schutting.

Pas toen mijn moeder me vertelde dat ze me als kind van nauwelijks een jaar drie maanden lang op een plank hadden vastgebonden, na een rugoperatie, begreep ik mijn favoriete tic. Mijn hoofd was het enige wat ik al die maanden had kunnen bewegen. Ik wilde leven.

Voor geen van mijn andere idiote aanvallen heb ik een verklaring. De eerste keer dat ik ooit een dokter bezocht, herinner ik me, was om te vragen of hij geen geneesmiddel wist tegen mijn dwanghik, huppeldrift en neurotenrochel.
Je had overal pillen voor, pillen tegen zeeziekte en pillen tegen voorjaarsmoeheid, dan moest hiertegen toch zeker iets bestaan? De dokter wist niet eens uit te leggen waarom iemand al of niet over tics beschikte.
Of waarom de een van tics was bezeten en een ander hooguit nerveus met de ogen knipperde. Zat het in de familie? Was ik ongelukkig? Hij hief zijn armen ten hemel.

Ik had snel door dat persoonlijke initiatieven om mijn aanvallen te onderdrukken al even onvruchtbaar waren. Als bewustzijnprogramma's, zelfhulpcursussen en dergelijke onzin niet bestonden had ik ze tussen mijn twintigste en dertigste uitgevonden. Stampvoetend deed ik aan bewustzijn. Ik hielp mezelve tot de tranen uit mijn ogen sprongen. Dat mijn ogen droog bleven kwam alleen doordat er zoveel tranen tegelijk naar buiten wilden dat de uitgang verstopt raakte. Niets baatte. De tics bleven en gingen zoals het de tics behaagde. Een grommend beest in me wenste het roer over te nemen, altijd weer was daar een zwaar lijf in me dat naar buiten wilde, er kwam geen einde aan het gevecht tussen mijn waardige en onwaardige ik.

Ik benijd mensen die kalmte uitstralen. Ik probeer ze soms na te doen. Ik sla de armen over elkaar, recht mijn rug en verroer geen vin. Ik ben de olympische harmonie ten voeten uit. Ik vrees dat zelfs deze imitatie een tic is geworden.

Op een dag zal ik kanker krijgen aan alle plaatsen die ik tot bok- kensprongen dwong, de tickanker, en ze zullen een kist voor me moeten timmeren met uitstulpingen en zigzagvormen, precies zoals ik uiteindelijk gestold ben.

 
Laatste wijziging op 15-02-2007
Copyright © vzw Vlaamse vereniging Gilles de la Tourette