In het navolgende beschrijf ik in grote lijnen mijn visie op het syndroom
van Gilles de la Tourette.
Het syndroom van Gilles de la Tourette (TS) is een stoornis in alle
facetten van de motoriek, een stoornis die zich dus niet alleen beperkt
tot de elementaire aspecten houding en beweging. Ook houding staat niet
op zich zelf. Houding drukt eveneens onze betrekking naar de ander of
het andere uit. Zo is onze houding anders als we voor het eerst met iemand
kennis maken (voordat het ijs gebroken is), als we op het werk zijn, de
dansvloer, een receptie of het sportveld. Houding en beweging hebben beide
een expressief karakter.
De vier elementen van de motoriek: houding, beweging, expressie en motivatie
zijn in de tic terug te vinden. Dat maakt de tic tot een complex verschijnsel.
Een verschijnsel dat men soms ervaart als iets van je zelf, iets dat de
uitdrukking is van een situatie waar men zelf deel van uit maakt, iets
dat men is. Andere keren echter is de tic iets dat een eigen leven leidt,
de bewegingen overkomen je zonder dat je er deel aan hebt. De tic is dan
veel meer iets dat men heeft.
Er loopt een vloeiende lijn van de meer eenvoudige tics als bijvoorbeeld
knipperen met de ogen, schudden met het hoofd of schokken met de schouders
naar de meer complexe tics als aanraken van voorwerpen en personen of
iemand nadoen, naar rituelen/dwangverschijnselen als likken van voorwerpen,
5x het linker been en vervolgens 5x het rechter been door de deuropening
steken alvorens naar binnen te gaan of alleen op oneven traptreden lopen.
Meer dan de eenvoudige tics zijn het de complexe tics en dwangverschijnselen
die vaak in een bepaalde situatie beginnen. Daarbij gaat het om situaties
die voor de persoon op dat moment iets betekenen en waarop de tic of het
ritueel een antwoord is. De tic heeft dan onmiskenbaar een expressieve
kant. Ook al beseft de persoon wel dat hij er niet aan ontkomt om die
complexe tic uit te voeren, aan de tic zit toch een element van persoonlijke
deelname. Zo'n tic komt qua uitdrukking niet overeen met de trekkingen
of schudbewegingen van een epileptisch insult.
Deze laatste zijn bewegingen die typisch iemand overkomen en waar hij
zelf part noch deel aan heeft.
Een en ander neemt niet weg dat later in het beloop tics een eigen leven
kunnen gaan leiden en als het ware een gewoonte worden. Het expressief
gevoelde element is dan volledig verdwenen en de tic is alleen nog maar
een neutrale verandering van houding en beweging.
TS kan ook op een andere manier bekeken worden, een kijk die op zich ook
in het voorafgaande past. Wat opvalt is dat mensen met Tourette buitengewoon
ontvankelijk zijn voor wat zich in hun omgeving, lichaam en innerlijk
afspeelt. Veel sterker dan mensen zonder TS ervaren zij alles wat zich
daar aan lichamelijke gevoelens of fantasievolle gedachten aan hen presenteert
en/of opdringt. Wanneer die fantasieën zich voortdurende herhalen
en derhalve leiden tot een reeks van zichzelf herhalende impulsen, leidt
dat tot dwangverschijnselen. De radar in hun hoofd draait zodoende permanent
en spoort alles op wat er uitwendig en innerlijk plaatsvindt. Belangrijk
is ook dat op alles wat de radar opspoort tevens gereageerd wordt.
Ter verduidelijking: de situatie op een receptie. Wanneer men daar iemand
spreekt richt men zijn aandacht op die persoon (selecteren van aandacht).
Het geroezemoes op de achtergrond wordt weggedrukt. Dat laatste wil niet
zeggen dat men onbewust geen aandacht heeft voor de omgeving. Wordt er
"help, help" geroepen, dan zal daar zeker op gereageerd worden.
Het is echter niet zo dat men, al pratend, voortdurend om zich heen kijkt
om te zien of er iemand ook "help" roept.
Voor TS geldt dat laatste echter veel minder. Bij personen met Tourette
is de achtergrond namelijk tevens de voorgrond. Zij missen als het ware
een filter in hun brein om de aandacht voor bepaalde zaken in hun omgeving
te selecteren en alles wat er op dat moment niet toe doet weg te drukken.
Hun brein heeft voor alles aandacht en reageert op alles. Aandachtsstoornis
en impulsiviteit zijn het gevolg. De beweeglijkheid die veel mensen met
TS zo kenmerkt heeft dus o.a. te maken met het feit dat zij aan allerlei
gedachten in hun hoofd geen weerstand kunnen bieden en daar vervolgens
lichamelijk in de vorm van tics mee aan de haal gaan. (In dat opzicht
doen mensen met Tourette denken aan de lijfspreuk van kapitein Nemo, de
kapitein van de duikboot uit Jules Verne's verhaal '20.000 Mijlen onder
zee': "Beweeglijk in het beweeglijke").
Wat is nu de samenhang tussen tics, aandachtsstoornissen en dwangverschijnselen?
Ik denk dat veel ervan te maken heeft met een stoornis in de informatieverwerking.
De vraag rijst waarom hebben diegenen met Tourette zo'n gebrekkige filter,
waarom kunnen zij hun aandacht niet selecteren? Dat heeft zeker te maken
met een aanlegstoornis in bepaalde delen van de hersenen, een stoornis
die vaak op een erfelijke basis en/of geboortetrauma berust. Nauwkeuriger
gezegd: waarom falen zij in
het kunnen selecteren van informatie en er op een adequate wijze mee
omgaan. Wie Tourette heeft moet daardoor overmatig veel informatie verwerken
en doet dat ook niet zelden op bizarre wijze.
Als men iets bijzonders hoort knippert men meestal met de ogen. Het is
zelfs zo, dat wanneer dat niet gebeurt, opgemerkt wordt: "hij hoorde dat
aan zonder zelfs met zijn ogen te knipperen". Kennelijk heeft het knipperen
met de ogen iets te maken met verwerken van informatie. Knipperen met
de ogen gebeurt dus niet alleen om het oog vochtig te houden. Drie tot
vier maal per minuut zou daartoe volstaan. Knipperen met de ogen heeft
ook te maken met informatieverwerking. Interessant is nu dat de oogknip
alle kenmerken van een motore tic heeft. De oogknip is een motore tic
die wij allen hebben. In dat opzicht is het bijna geen toeval dat bij
de meeste mensen met Tourette toename in het oogknipperen de eerste manifestatie
van TS is. En net zoals je iemand niet kunt opleggen: "stop nu eens met
het knipperen met je ogen", zo kun je ook tegen mensen met Tourette niet
zeggen: "hou nu eens op met die tics".
Als knipperen met de ogen iets te maken heeft met informatieverwerking,
kan men zich afvragen of tics daar ook niet iets mee te maken hebben.
Het zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat, omdat personen met Tourette hun
aandacht niet kunnen selecteren en bijgevolg aan alle omringende of van
binnen uit opkomende stimuli bloot staan, alleen knipperen met de ogen
onvoldoende is om die informatie te verwerken. Zij moeten als het ware
met hun hele lichaam knipperen.
De tic is dan niet zo maar een bewegingsstoornis, maar de uiting van
een omvangrijk informatieverwerkingsproces. Er is een overvloed aan informatie
die verwerkt moet worden.
Zonder het uiten van tics verloopt dit verwerkingsproces waarschijnlijk
stroef of kan wellicht stagneren. De onderdrukking van tics veroorzaakt
dan als het ware een stuwing in de hoeveelheid informatie, die tot innerlijke
onrust en spanning aanleiding geeft. De behoefte aan het genereren van
tics neemt af naarmate er minder informatie verwerkt hoeft te worden.
Dit laatste bereikt men door de omgeving te neutraliseren en te structureren
of door de hoeveelheid prikkels uit de omgeving te verminderen.
De informatieverwerkingstheorie heeft twee belangrijke consequenties.
Ten eerste laat die zien dat de tic niet alleen maar een geïsoleerde
bewegingsstoornis is.
Ten tweede heeft de theorie implicaties voor de therapie. Behandeling
c.q. vermindering van tics houdt in de persoon minder bloot te stellen
aan informatie.
Dit kan op 3 manieren geschieden :
Ten eerste door beïnvloeding van de omgeving.
Al te vaak veroorzaken omgevingsfactoren als verandering van school, problemen
in de klas, verandering van baan of verhuizen naar een andere omgeving
een toename van de tics. Waar mogelijk is het dan reëler eerst deze
factoren zo gunstig mogelijk te beïnvloeden.
Door de omgeving minder prikkelrijk te maken krijgt de persoon minder
kans dat hij met zijn fantasieën op de loop gaat.
Voor kinderen met TS is het dus niet zo goed om hen, tegen de tijd dat
ze jarig zijn, b.v. te zeggen: "nog 3 nachtjes slapen en dan krijg je
een prachtig cadeau, maar wij zeggen niet wat".
Zo'n spanningsvol moment over een periode van enkele dagen vol houden
lukt geen enkel kind, laat staan een Tourette kind. Met andere woorden
neutraliseer de informatiestroom, structureer de situatie. Gebleken is
dat het structureren van een situatie een gunstige invloed heeft op de
leerprestaties van mensen met Tourette.
Ten tweede door beïnvloeding van het gedrag.
Gedragstherapeutische aanpak van de tics is soms mogelijk. Bij deze benadering
wordt gebruik gemaakt van het feit dat de tic geen onwillekeurige, maar
een ongewenste en opgedrongen beweging is.
De derde manier is medicamenteus.
Voor medicamenteuze behandeling, zeker bij kinderen, dient men strikte
indicaties in acht te nemen.
Tevens geldt: houdt de dosering zo laag mogelijk en controleer geregeld
of er nog altijd een indicatie bestaat voor medicijngebruik. Indicaties
voor behandeling zijn: sociale isolatie (vaak als gevolg van luide vocale
tics), secundaire letsels en pijn door automutilatie of beschadiging van
zenuwwortels t.g.v. tics in de nek.
Er zijn verschillende benaderingen:
- Neuroleptica als Haldol®, Orap®, Dipiperon®:
Deze medicijnen vergroten de psychische afstand van iemand naar zijn
omgeving. Hij komt minder in de wereld te staan en meer tegenover
de wereld. Er komt als het ware een glasplaat tussen hem en zijn omgeving.
Dit is tegelijkertijd ook de keerzijde van deze middelen. Vaak bemerkt
de persoon namelijk dat er ook innerlijk een afstand geschapen wordt
naar hemzelf. Hij woont als het ware niet meer bij zichzelf in, maar
het is alsof hij zichzelf vanuit een helikopter beziet.
Neuroleptica grijpen dus diep in de persoonlijkheid in.
Veel mensen met Tourette laten daarom op een gegeven moment deze medicijnen
voor wat ze zijn.
Behalve vervreemding van zichzelf veroorzaken neuroleptica vaak gewichtstoename,
apathie en slaperigheid. Een opkomend alternatief is Olanzapine®.
Dit middel veroorzaakt vermoedelijk minder vervreemding.
- Psychostimulantia als Dixarit® en Rilatine®.
Deze medicijnen hebben vooral invloed op de aandachtsstoornis. Bijwerkingen
van clonidine zijn: lage bloeddruk, slaperigheid, moeheid, prikkelbaarheid
en soms paradoxaal gedrag, dus toename van TS. Ook Rilatine kan paradoxaal
gedrag veroorzaken.
- Botox®.
Deze stof remt de overdracht tussen zenuw en spier. Vermoedelijk heeft
de stof ook invloed op de informatie die vanuit de spier richting
centraal zenuwstelsel gaat. Als gevolg daarvan wordt de tic niet alleen
direct onderdrukt, maar men ervaart ook een verminderde behoefte om
de tic in het betreffende gebied op te roepen. Het komt evenwel voor
dat het verdwijnen van de ene tic ergens anders een nieuwe tic oproept.
Botox komt vooral in aanmerking voor geïsoleerde tics die vooral
sociaal hinderlijk zijn of veel pijn veroorzaken. Het middel kan ook
gebruikt worden voor behandeling van vocale tics.
De behandeling van TS is moeilijk, want het is, zoals het bovenstaande
betoogt, niet een aandoening die men heeft, maar meer die men is. De juiste
behandeling is wellicht gericht op het verbeteren van de informatieverwerking
in de hersenen, zodanig dat men zich weer kan concentreren op dat wat
zich op de voorgrond of voor in het hoofd afspeelt en men niet langer
afgeleid wordt door gedachten of zaken op de achtergrond, behalve dan
wanneer de nood aan de man komt, b.v. in het geval dat iemand naar je
roept: "Help, help, de dokter verzuipt!" |