Hoogbegaafde kinderen kunnen zich onwennig, eenzaam, ‘vreemd’
en zelfs minderwaardig voelen in het gezelschap van leeftijdgenootjes
die blijkbaar heel andere interesses hebben dan zijzelf. Zij zitten niet
op dezelfde golflengte, en ze zijn blij als ze toevallig stoten op iemand
die geïnteresseerd is in dezelfde dingen, iemand die hen begrijpt.
Ze kunnen niet mee in het sociale leven en sommigen zullen zich daarom
isoleren. Anderen zijn voortdurend aan het dagdromen. Zo beschermen ze
zich tegen de pijn van er niet bij te horen en tegen de verveling op school.
In hun eigen wereldje kunnen ze creatief nadenken over onderwerpen die
nauwer aansluiten bij hun intelligentie dan de onderwerpen die in de klas
aangeboden worden. Nog anderen imiteren hun vriendjes om er toch maar
bij te horen en zijn enkel thuis, in een veilige omgeving, zichzelf.
Karakteristieken
Eén van de meest karakteristieke eigenschappen van een hoogbegaafde
is zijn intensiteit, zijn gedrevenheid. Ze reageren heel fel op emotioneel
vlak, soms heel koppig. Wanneer iets hun interesse gewekt heeft gaan ze
er helemaal in op, ze hyperfocussen en verwaarlozen hun andere taken.
Ze komen vaak met anderen in conflict, argumenteren, voeren een machtsstrijd
met broers en zussen, met hun ouders en leerkrachten. Ze krijgen ook veel
kritiek: ‘Waarom ben jij zo overgevoelig, waarom moet je mij altijd
uitvragen, waarom moet altijd alles op jouw manier gebeuren?’ Ze
werken graag individueel, niet in groep, en rekenen vooral op zichzelf.
Ze lijken bazig, dominant of komen over als betweter. Ze zijn enorm ongeduldig
met anderen maar ook met zichzelf. Ze haten routine en herhalingen. Dit
ongeduld vertaalt zich ook in hyperactiviteit en rusteloosheid.
Typisch is ook dat ze extreem sensitief zijn voor emoties, ze barsten
in tranen uit of ontsteken in woede wanneer ze bvb. iets triest of onrechtvaardig
zien op het tv - nieuws. Ze zijn gedreven om te begrijpen, om te weten,
om oplossingen te zoeken. Ze kunnen intens idealistisch zijn, begaan met
onrecht en morele problemen. Daardoor worden ze soms angstig en depressief
en kunnen ze heel boos worden op anderen die hun bezorgdheid niet delen.
Hoogbegaafde kinderen hebben ook vaak een slecht handschrift. Hun gedachten
gaan veel vlugger dan hun handen kunnen bewegen.
Slaapstoornissen, nachtmerries en slaapwandelen ziet men ook meer bij
deze groep, vooral bij jongens. Twintig percent van deze kinderen hebben
veel minder slaap nodig dan andere kinderen (en dan hun ouders!) en twintig
percent heeft meer slaap nodig.
Dat stelt men al vast in de babytijd
Sensomotorische integratieproblemen
Een kleuter speelt onder tafel, wil rechtstaan en stoot zijn hoofd. Dit
zal zich nog vaak voordoen, ook in verschillende situaties. Een hoogbegaafd
kind stoot zijn hoofd één keer en weet dan dat het altijd
moet kijken voor het rechtstaat.
Een normale kleuter stoot dus dikwijls zijn hoofd, valt op zijn billen
en weet daardoor op den duur heel goed waar zijn billen zich bevinden
ten opzichte van de rest van zijn lichaam en leert op die manier ook waar
zich zijn ledematen bevinden. Vervolgens leert het kind waar zijn lichaam
zich bevindt ten opzichte van de ruimte waarin hij zich beweegt.
Dit is sensomotorische integratie.
Gebrekkige sensomotorische integratie heeft gevolgen voor de motoriek.
Het hoogbegaafde kind doet weinig motorische faalervaringen op en oefent
te weinig waardoor het niet leert automatiseren. Daardoor kan het in de
lagere school problemen krijgen met bvb. de tafels leren, een vaardigheid
die ook automatisering vereist.
Het kind kan aanvankelijk heel snel zijn geweest in zijn motorische ontwikkeling
en dan toch heel erg onhandig worden. Er worden bekers omgegooid, het
kind struikelt over zijn eigen voeten, heeft moeite met veters knopen,
is bang voor de bal en durft niet over de evenwichtsbalk. Daarbij denkt
dit kind voortdurend na over de consequenties van het eigen en andermans
gedrag, ziet overal gevaar en durft daardoor bepaalde dingen niet die
voor anderen zo gemakkelijk lijken te zijn. Zelfs schommelen kan dan als
een gevaarlijke bezigheid gezien worden.
Tourette en sensomotoriek
Sensomotorische integratie wil ook zeggen dat de prikkels van binnen en
van buiten het lichaam worden gesignaleerd en verwerkt. Wanneer dat allemaal
soepel verloopt, merk je er zo goed als niets van. Er gebeuren dingen,
je reageert, klaar. Bij veel hoogbegaafde kinderen maar ook bij veel kinderen
die enkel Tourette hebben verloopt dit anders. Zij merken veel meer prikkels
op dan andere kinderen en die grote hoeveelheid prikkels valt nauwelijks
te verwerken.
Gewoonlijk voel je je lichaam niet en voel je ook je kleding niet. Veel
van deze kinderen kunnen zo gevoelig zijn, dat veel kleding voor hen aanvoelt
als schuurpapier (verdragen b.v. geen labeltjes in de kleding).
Die extra gevoeligheid laat zich bij bepaalde kinderen ook
gelden in de mond en keel, zij kunnen dan braakneigingen krijgen van alles
wat niet glad is, zelfs van appelmoes met wat brokjes. Deze kinderen kunnen
erg overbeweeglijk zijn, kauwen op hun kleding, hun nagels, hun haar of
hun huid.
Dit bewegen en kauwen kan dan een manier zijn om zichzelf te ervaren,
te voelen.
Juist door zo te friemelen en te frunniken kunnen deze kinderen zich beter
concentreren, maar ze maken daarmee de mensen in hun omgeving niet zelden
erg nerveus.
Het helpt wanneer men deze kinderen op kauwgom laat kauwen tijdens taken
waarbij concentratie gewenst is en ook is gebleken dat veel van deze kinderen
zich veel beter kunnen concentreren wanneer ze op een skippybal zitten
in plaats van op een stoel.
Er lijkt van alles met deze kinderen aan de hand te zijn, maar aan hoogbegaafdheid
wordt meestal niet het eerste gedacht. Wel denkt men aan ADHD, PDD-NOS,
NLD het syndroom van Asperger, dyslexie, moeilijk opvoedbaar, minder begaafd,
motorisch gestoord, enzovoort. Of het genoemde gedrag ontstaat doordat
die kinderen hoogbegaafd zijn, of dat bepaalde neurologische ontwikkelingen
hoogbegaafdheid als bijverschijnsel hebben, daar is men het nog niet over
eens.
De V/P kloof en perfectionisme
Een lagere performale dan verbale score komt ook dikwijls voor bij
hoogbegaafde maar onderpresterende kinderen. Zeker wanneer dit
onderpresteren het gevolg is van faalangst en deze faalangst voort komt
uit de perfectionistische instelling van het kind.
Hoogbegaafden lijken al als baby controle te willen hebben over hun ledematen.
Hun lichaampje wil echter niet mee, dat zit nog vast aan reflexen. Dan
kan zo'n baby aardig gefrustreerd raken en veel en driftig gaan huilen.
De baby wil bvb. iets grijpen dat boven hem hangt in de box of de wieg.
Dat lukt niet dadelijk en dan geeft de baby het op, wacht wel tot dat
zijn armen lang genoeg zijn, dan hoeft hij geen moeite meer te doen.
Hier wordt bij veel hoogbegaafden de kiem gelegd tot perfectionisme, iets
pas doen wanneer je zeker weet dat je het ook kunt. De perfectionistische
ingesteldheid van veel hoogbegaafden vloeit niet voort uit eerzucht of
ambitie, niet om overal de beste mee te zijn, nee, dit kind wil niet falen
ten opzichte van zichzelf. Het legt de lat voor zichzelf veel te hoog.
Het tekenen in de kleuterklas kan al problemen opleveren, want de opdracht
kan niet vervuld worden. Het kind weet dat het niet in staat is een waarheidsgetrouwe
afbeelding van zichzelf, een huis, of wat dan ook te maken, dus wil het
er zelfs niet aan beginnen. Daar gaat het dus al onderpresteren.
Bij de verbale onderdelen van een test gaat het vaak heel goed, immers
daar gaat het om kennis en vaardigheden die het kind gemakkelijk kan laten
zien.
Anders wordt het bij de performale onderdelen.
Bij veel van deze testonderdelen staat iemand met een "stopwatch
in de hand op je vingers te kijken". Je moet laten zien wat je kunt
en je weet zelf niet eens of je het wel kunt. Je raakt door faalangst
geblokkeerd. Een perfectionistisch ingesteld kind kan teveel tijd nemen
om een vraagstuk op te lossen en dat beïnvloedt de score van de test
negatief.
Dan komt de uitslag van de test: verbaal op hoogbegaafd niveau, maar performaal
wel 15, 20, 30 of meer punten lager dan verbaal. Dan heeft een kind een
hoge verbale intelligentie, maar kan dit niet goed in handelingen, in
prestaties omzetten. Hoogbegaafden kunnen ook leerstoornissen hebben zoals
dyslexie, dyscalculie, e.a. Ze slagen er soms in om dit te compenseren
door hun uitstekende geheugen, waardoor de stoornis veel te laat ontdekt
wordt.
Bij deze kinderen is de samenwerking tussen linker- en rechter-hersenhelft
niet vanzelfsprekend.
Sensomotorische integratietherapie kan hierbij zeer effectief zijn. De
beide hersenhelften leren samenwerken, het kind leert tot bepaalde hoogte
om te automatiseren, daardoor gaat het tempo omhoog en worden de prestaties
beter. Dat geeft succeservaringen waardoor het kind meer zelfvertrouwen
krijgt en risico's durft te gaan nemen. Dit gaat dan niet alleen op voor
motorische vaardigheden, maar zeker ook voor cognitieve vaardigheden.
Therapie of behandeling wordt gegeven door logopedisten of kinesisten
die zich in deze problematiek gespecialiseerd hebben.
Bronnen: ‘Jonge kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong’
van Ina Barreveld-Teisman
http://www.omnino.nl
– ‘Mis-diagnoses and Dual Diagnoses of Gifted children’
by James Webb, Ph. D. - Helen Dowland B.Sc., B.A, the Australian Mensa
Gifted Children Coördinator |