'Zit het in de familie?'
Genetisch onderzoek en erfelijkheid in de kijker. Dr. J. Steyaert,AZ Maastricht,UZ Gasthuisberg (CME) |
Reeds een vijftiental jaren geleden werd aangenomen dat er in het ontstaan van TS een belangrijke erfelijke factor meespeelt. Inderdaad, een aantal grote families werden onderzocht, waar verschillende familieleden TS hadden, en dit aantal niet aan het toeval toegeschreven kon worden. Daarnaast zijn er een aantal personen bekend met een specifieke beschadiging van een chromosoom, en bij wie, naast andere symptomen, ook TS voorkomt. Er moest dus "iets" zijn in het genetisch materiaal dat aan de basis van TS ligt. Het vermoeden was dat het om een zogenaamd dominant gen gaat, met een variabele expressie: een gen dat als één van de ouders het doorgeeft aan zijn kind, dit kind de aandoening ook zal hebben. Zij het dat het kind het dan in een ernstiger of lichtere vorm kan hebben. We kennen veel families die aan dit patroon voldoen: een kind heeft een uitgesproken vorm van TS, terwijl vader of moeder nooit meer heeft gehad dan bijvoorbeeld discrete tics en chronisch keelschrapen. Het lag dus voor de hand om naar het gen van TS te zoeken. Dit zou dan vermoedelijk een beschadigd gen zijn, dat veel te veel of te weinig werkte, waardoor via één of ander mechanisme TS in de hersenen ontstond. Tot op heden is het gen niet gevonden, en de kans dat het gevonden wordt lijkt steeds kleiner. Dit ondanks de grote verbeteringen in de technieken om naar een bepaald gen te zoeken. Of misschien juist ten gevolge van de verbetering in de technieken. Geen klassiek gen-probleem Van een aantal ziekten die door één gen bepaald worden, is dit gen ontdekt.
Bijvoorbeeld de ziekte van Huntington, bepaalde vormen van suikerziekte,
spierziekten enz. Deze ontdekkingen kwamen tot stand door de zogenaamde
linkage-techniek Hierbij worden grote families onderzocht, waar een aantal
leden de bestudeerde ziekte hebben. Men gaat dan kijken welke deeltjes
van de chromosomen gemeenschappelijk zijn bij alle zieke familieleden,
en die tevens verschillen van de chromosomen van de gezonde familieleden.
Op deze manier gaat men na in welk gebied van de chromosomen het gezochte
gen kan liggen. Door de techniek te verfijnen zoomt men in op een steeds
kleiner stukje van de chromosomen, en tenslotte vindt men het gen door
dit kleine stukje chromosoom heel nauwkeurig te bestuderen. Voor TS heeft
dit alleen opgeleverd dat men met zekerheid weet in welke 80% van het
genetisch materiaal hèt gen niet zit, maar waar men in de overige 20%
moet zoeken is nog een raadsel. Op dit ogenblik zijn er zo'n 24 gebieden
in de chromosomen waar "iets" zit dat mogelijks te maken heeft met TS. Verschillende gendefecten - één ziektebeeld Als er niet één gen is voor TS, zou het kunnen zijn dat er verschillende genen zijn die geassocieerd zijn met TS. In die zin dat verschillende gen-defecten afzonderlijk van elkaar tot het syndroom kunnen leiden. Dit zou het vrij sterke overervingspatroon van TS wel verklaren, maar zou tevens betekenen dat er niet één, maar veel Tourette syndromen zijn. Deze hypothese is op dit ogenblik noch bevestigd noch weerlegd. Men mag echter aannemen dat er stilaan wel één van deze genen ontdekt zou zijn. Verschillende genen samen - één ziektebeeld Een andere mogelijkheid is dat niet één defect gen gepaard zou gaan met
TS, maar dat in de chromosomen van een persoon verschillende genen tegelijkertijd
defect moeten zijn om tot het ziektebeeld TS te leiden. Als een kind deze
verschillende defecte genen overerft, zou het dan ook TS hebben. Hierbij
is het best denkbaar dat het kind een paar defecte genen van moeder overerft,
en een paar van vader, waarbij de ouders dan geen TS hebben, of een heel
lichte vorm, en het kind een ernstiger vorm. Er is op dit ogenblik geen
bewijs dat een dergelijke mechanisme de verklaring is in veel families
met TS. Nog meer genen De genoemde modellen kunnen echter niet goed verklaren dat een aantal personen met TS de enige zijn in heel hun familie, en dat er helemaal geen sprake is van een erfelijke aandoening. Ook kan hiermee niet worden verklaard dat zowel bij familiale als bij niet-familiale vormen van TS, sommige personen met TS opflakkeringen hebben na een infectie, of dat het TS plots ontstaat na een infectie. Dit fenomeen heet PANDAS, een Engels letterwoord voor Pediatric Autoimmune Neuropsychiatric Disorders Associated with Streptococcal infections. Of: neuropsychiatrische aandoeningen bij kinderen, die ontstaan na een streptokokkeninfectie. Streptokokken zijn vrij banale bacteriën die keelontstekingen veroorzaken, maar berucht zijn omdat ze bij bepaalde kinderen tot een gestoorde immuunreactie leiden, waarbij het lichaam de immuunreactie tegen een eigen orgaan richt. Onder meer tegen delen van de hersenen. Dit is een zogenaamde autoimmuunrectie. Op het eerste gezicht dus een heel ander ontstaansmechanisme dan de eerder beschreven genetische mechanismen. Het gaat hier immers duidelijk om een invloed uit het milieu: een ziektekiem die een keelontsteking geeft. Toch blijft de vraag dan waarom slechts een beperkt aantal personen deze autoimmuunreactie ontwikkelen, terwijl anderen dit niet doen. En hier is dan weer een antwoord uit de genetica gekomen. De personen die de autoimmuunreactie ontwikkelen na een infectie, blijken een vaak een andere variant van een gen te hebben dat belangrijk is in het immuunsysteem. Het blijkt dan eigenlijk de interactie tussen het ongewone gen en de ziektekiem te zijn die leidt tot TS of tot een opflakkering ervan. Niet één TS ? Het belang van het laatst beschreven mechanisme, is dat ook dit niet
alle gevallen van TS kan verklaren. Het toont echter aan dat waarschijnlijk
verschillende mechanismen aan de basis liggen van TS: sommige zijn erfelijk,
andere zijn zeldzame beschadigingen van chromosomen, bij weer andere is
er een sterke interactie tussen genen en het milieu. |
Laatste wijziging op
15-02-2007
|
Copyright
© vzw Vlaamse vereniging Gilles de la Tourette
|